Begrenzing Nasopharynx
De nasopharynx wordt gevormd door dat gedeelte van de pharynx dat zich uitbreidt van het niveau van het palatum molle tot de schedelbasis en dat aan de voorzijde begrensd wordt door de choanen, aan de onderzijde door het palatum molle, aan de zijkant door de laterale pharynxwand en aan de achterzijde door de achterste pharynxwand.
Er worden drie gebieden onderscheiden:
- Dak en achterwand
- Laterale wand (fossa Rosenmülleri)
- Onderwand (dorsale zijde van palatum molle)
Histologie
- Ongedifferentieerd carcinoom van het nasopharyngeale type (WHO 3)
- Plaveiselcelcarcinoom (WHO 1 en 2)
- Maligne lymfomen (zie code 200 en 201)
Speciële anamnese
- Neusverstopping
- Afscheiding uit de neus, epistaxis
- Doofheid (otitis media met effusie [OME])
- Pijn
- Zwelling (vaak zijn zwellingen aan de hals door metastasen eerder waarneembaar dan zwellingen door de primaire tumor)
- Hersenzenuwuitval (met name niveaus V en VI)
- Foetor ex ore
- Spraakverandering
- Trismus
- Ras (Chinees, Noord-Afrikaans)
- Geboorteplaats en/of streek waar jeugd is doorgebracht
Diagnostiek
- Nauwkeurige beschrijving van tumor en eventuele metastasen
- Tumoruitbreiding aangeven op schema
- Endoscopisch onderzoek door middel van nasopharynx-optieken
- Oorspiegelen
- Beoordeling functie hersenzenuwen
- Epstein Barr virus serologie (IgA VCA), of brush voor EBV PCR
- PA-onderzoek: hapje met tang, geen infiltratie-anesthesie; zo nodig biopsie onder algehele narcose
Beeldvormende diagnostiek
- CT/MRI-scan
- echo hals + punctie
- X-thorax
- zie Metastaseringsonderzoek
Consult tandarts
Voor maligne lymfomen zie code 200 en 201.
TNM-classificatie (UICC2010)
Vaststelling op grond van klinisch, radiologisch en endoscopisch onderzoek
Tis | pre-invasive carcinoma = carcinoma in situ |
T1 | Nasopharynx, oropharynx or nasal cavity without parapharyngeal extension |
T2 | Parapharyngeal extension |
T3 | tumor with bone invasion of skull base or extension into paranasal sinuses |
T4 | Intracranial, cranial nerves, hypopharynx, orbit, infratemporal fossa/masticator space |
N- classificatie
N0 | geen halskliermetastasen |
N1 | unilaterale of bilaterale retropharyngeale metastasen, kleiner dan 6 cm, niet supraclaviculair |
N2 | bilaterale halskliermetastasen, kleiner dan 6 cm, niet supraclaviculair |
N3a | halskliermetastasen 6 cm of groter |
N3b | halskliermetastasen supraclaviculair |
Stadiumindeling/M-classificatie
Stage I: T1N0
Stage II: T1N1, T2N0-1
Stage III: T1-2N2, T3N0-2
Stage IVA: T4N0-2
Stage IVB: Any T, N3
Stage IVC: Any T, Any N, M1
Behandeling
T1-2N0 | Locoregionale radiotherapie inclusief hals (niveaus I t/m V beiderzijds) |
T3-4NO-3 | Locoregionale radiotherapie (70 gy, 35 fracties), in combinatie met chemotherapie (cisplatin 100mg/m2 op dag 1, 22, 43) |
Bij onvoldoende regressie van de kliermetastase(n) 6 – 8 weken na radiotherapie en complete remissie van primaire tumor, indien mogelijk halsklierdissectie.
Follow-up: zie inleiding
Recidief
Er is geen standaardbehandeling; de volgende behandelingen kunnen overwogen worden: iridiumapplicatie op moulage, fotodynamische therapie (PDT), chirurgie (maxillary swing, infratemporale benadering, mid-facial degloving, transpalatinaal), chemotherapie uitsluitend in onderzoeksverband. Metastasen: Metastasectomie/chemotherapie uitsluitend in onderzoeksverband.